Intra-articulair gebruik van corticosteroïden en wachttermijn sport
De British Horseracing Authority (BHA) heeft recent een notificatie betreffende het intra-articulair gebruik van corticosteroïden gepubliceerd welke ook door de British Equine Veterinary Association (BEVA) is overgenomen. Niet alles in deze notificatie is van toepassing op wedstrijdpaarden in Nederland. Desalniettemin bevat deze notificatie enkele alinea’s die ook interessant zijn voor Nederlandse eigenaren en dierenartsen actief in de paardensport. Hieronder een vertaling. De originele notificatie kan teruggevonden worden op de website van BEVA.
Corticosteroïden, waaronder triamcinolonacetonide, methylprednisolonacetaat, betamethason en dexamethason, vallen onder stoffen die verboden zijn op racedagen. Het gebruik van deze middelen is wel toegestaan voor de behandeling van gediagnostiseerde en geïndiceerde aandoeningen tijdens training. Het is de verantwoordelijkheid van de trainer om te zorgen dat er op de racedag geen verboden stoffen in het paard aanwezig zijn.
‘Stand-Down’ periode
In januari 2015 werd er door de BHA een nieuwe regel geïmplementeerd: een verplichte stand-down periode van 14 dagen na toediening van een intra-articulair corticosteroïd. Volgens deze regel mag een paard in de laatste 14 dagen voor een race niet intra-articulair behandeld zijn met een corticosteroïd. Deze stand-down periode is de minimaal verplichte periode en moet niet verward worden met detectietijd of wachttermijn.
Detectietijden
Na het toedienen van corticosteroïden aan een paard, zeker intra-articulair, kan de excretietijd aanzienlijk variëren. Excretietijden kunnen o.a. beïnvloed worden door:
- het toegediende corticosteroïd;
- de plaats van toediening (bijvoorbeeld in welk gewricht);
- de dosering per gewricht en de totale dosering per paard;
- de mate van ontsteking in het gewricht;
- de gelijktijdige toediening van andere medicatie (bijvoorbeeld amikacine, hyaluronzuur);
- de injectietechniek (bijvoorbeeld accidentele toediening in de omliggende weke delen).
Deze factoren maken het extreem moeilijk om één detectietijd vast te stellen die trainers en dierenartsen kunnen gebruiken. Daarom publiceert de BHA geen detectietijden voor het gebruik van intra-articulaire corticosteroïden.
De BHA is op de hoogte van studies uitgevoerd in gezonde paarden die er op lijken te wijzen dat een eenmalige dosering van 10 mg triamcinolonacetonide in een gewricht binnen de 14 dagen stand-down periode hoogstwaarschijnlijk niet zal resulteren in een positief resultaat op de racedag. Dit moet echter niet los gezien worden van de overige informatie gegeven in deze notificatie. Er is namelijk GEEN gepubliceerde detectietijd voor intra-articulair toegediende corticosteroïden en de verplichte 14 dagen stand-down periode moet niet gebruikt worden als detectietijd. Gegeven de strikte verantwoordelijkheid van de trainer om zorg te dragen dat er op racedagen geen verboden stoffen aanwezig zijn in de deelnemende paarden, moeten de trainers en hun dierenartsen de bovengenoemde factoren meewegen bij de bepaling van een geschikte wachttermijn sport na een intra-articulaire behandeling met corticosteroïden.
Wachttermijnen
Men moet op de hoogte zijn van het verschil tussen een detectietijd en een wachttermijn, daar de twee verschillend zijn. Bij de bepaling van een wachttermijn zou men een adequate veiligheidsmarge moeten toevoegen aan de detectietijd. Deze veiligheidsmarge moet worden bepaald door de behandelend dierenarts, gebruikmakend van zijn professionele kennis. De mogelijke biologische, farmaceutische en farmacologische variatie dient hierbij in ogenschouw genomen te worden. Dit geeft duidelijk stof tot discussie tussen trainers en hun dierenartsen wanneer de afweging moet worden gemaakt om wel of niet gebruik te maken van een op de racedag verboden stof.
Vrijwillig testen
Trainers kunnen er voor kiezen om hun paard voor een race vrijwillig te laten testen op de aanwezigheid van toegediende medicatie.