Speciale waarschuwingen
Zeer beperkte horizontale verspreiding van de vaccinatiestam van de met verenfollikel methode gevaccineerde dieren naar niet-gevaccineerde dieren in nauw contact kan voorkomen, maar veroorzaakt geen tekenen van ziekte. Een reversie naar virulentie-onderzoek uitgevoerd in het laboratorium heeft aangetoond dat het vaccinvirus stabiel blijft na minstens 5 passages bij duiven.
Speciale voorzorgsmaatregelen voor gebruik bij dieren
Juiste vaccinatie zou moeten leiden tot lokale zwelling: post-vaccinatie plek op de vaccinatieplaats binnen 4 – 10 dagen na vaccinatie. Deze zwelling kan veranderen in een korst en verdwijnt geleidelijk binnen 4 – 6 dagen. Afwezigheid van een post-vaccinatie plek kan wijzen op een onjuiste toediening of vaccinatie van reeds geïmmuniseerde dieren.
Vermijd bloeding uit onbedekte follikels bij toediening via de veerfollikel toediening, omdat dit kan leiden tot een sterke lokale reactie.
Aanbrengen op een schone en droge huid. De huid niet ontsmetten voordat de veerfollikel toediening wordt aangebracht. Instrumenten die worden gebruikt voor reconstitutie van het vaccin en voor de toepassing moeten steriel zijn en vrij van restanten van chemisch desinfectiemiddel. De aanwezigheid van een ontsmettingsmiddel kan de potentie van het vaccin ongunstig beïnvloeden.
Het wordt aanbevolen om de voorkeur te geven aan de subcutane toedieningsweg.
Speciale voorzorgsmaatregelen, te nemen door de persoon die het geneesmiddel aan de dieren toedient
In geval van accidentiële zelfinjectie, zoek onmiddellijk medisch advies en toon de bijsluiter of het etiket aan de arts.
Gebruik tijdens dracht, lactatie of leg
De veiligheid van het product is niet vastgesteld tijdens de leg. Daarom wordt aanbevolen om het gebruik van het vaccin tijdens de leg alleen te gebruiken in overeenstemming met de baten/risicobeoordeling door de behandelde dierenarts.
Interacties met andere geneesmiddelen (en andere vormen van interactie)
Er is geen informatie beschikbaar over de veiligheid en werkzaamheid van dit vaccin bij gebruik in combinatie met enig ander diergeneesmiddel behalve het Diluent D. Ten aanzien van het gebruik van dit vaccin vóór of na enig ander diergeneesmiddel dient per geval een besluit te worden genomen.
Belangrijke onverenigbaarheden
Niet vermengen met enig ander diergeneesmiddel, uitgezonderd het diluent geleverd voor het gebruik met het product.
Overdosering (symptomen, procedures in noodgevallen, antidota)
Een overdosering kan resulteren in een lichte toename van het aantal dieren dat lokale reacties vertoont zoals beschreven onder Bijwerkingen.