Speciale waarschuwingen voor elke diersoort waarvoor het diergeneesmiddel bestemd is
Voor paarden wordt uitsluitend langzame intraveneuze toediening geadviseerd.
De intraveneuze toediening moet langzaam worden uitgevoerd (niet minder dan 1 minuut) om de bijwerkingen die beschreven staan in rubriek 3.6 te vermijden.
Het wordt aanbevolen om intramusculair niet meer dan 20 ml op één toedieningsplaats te injecteren.
Speciale voorzorgsmaatregelen te nemen door de personen die het diergeneesmiddel aan de dieren toedient:
Accidentele zelfinjectie kan pijn en ontsteking veroorzaken.
In geval van accidentele zelfinjectie dient onmiddellijk een arts te worden geraadpleegd en de bijsluiter of het etiket te worden getoond.
In het geval van accidenteel huidcontact, spoel het aangetaste gebied met water.
Niet eten, drinken of roken tijdens hantering van het diergeneesmiddel.
Personen met een bekende overgevoeligheid voor menbuton moeten contact met het diergeneesmiddel vermijden.
Gebruik tijdens dracht en lactatie
Dracht: Niet gebruiken tijdens het laatste trimester van de dracht.
Overdosering (symptomen, procedures in noodgevallen, antidota)
Geen bekend.
Onverenigbaarheden
Niet toedienen in combinatie met oplossingen die het volgende bevatten:
- Calcium
- Procaïnepenicilline
- Vitamine B-complex