Indupart® 75 mcg/ml

Terug naar het overzicht

Registratienummer:
REG NL 113742 / UDA

Pagina doorsturen

Voor welke dieren is dit product bedoeld

cowpighorse

Bestellen

Artikelnummer: N/B Categorie:

Samenstelling

Per ml:
D-cloprostenol  75 µg
als D-cloprostenol natrium

Wachttijden

Rund: vlees en slachtafval: 0 dg; melk: 0 uur

Varken: vlees en slachtafval: 1 dg

Paard: vlees en slachtafval: 2 dg; melk: 0 uur

Indicaties

Rund (koe):

  • synchronisatie of inductie van oestrus;
  • inductie van de partus;
  • ovariumdysfunctie (persisterend corpus luteum, luteale cyste);
  • endometritis/pyometra;
  • vertraagde uterusinvolutie;
  • inductie van abortus in de eerste helft van de dracht;
  • uitdrijven van gemummificeerde foetussen.

Varken (zeug):

  • inductie van de partus.

Paard (merrie):

  • inductie van luteolyse in merries met een functioneel corpus luteum.

Overige details

  • Verpakking

    Doos 5 x 20 ml flacon

  • Farmaceutische vorm

    Oplossing voor injectie

  • Dosering

    Rund (koe):
    Intramusculair
    150 microgram D-cloprostenol per dier (overeenkomend met 2 ml product per dier).

    • Synchronisatie van de oestrus:
      Tweemaal, met een interval van 11 dagen. Verricht vervolgens twee kunstmatige inseminaties 72 en 96 uur na de tweede injectie.
    • Inductie van oestrus (ook in koeien die zwakke of geen tochtigheid vertonen):
      Eenmalig, nadat de aanwezigheid van een corpus luteum is vastgesteld (6e – 18e dag van de cyclus). De tochtigheid start meestal binnen 48 – 60 uur. Verricht vervolgens inseminatie 72 – 96 uur na injectie. Als de oestrus niet duidelijk is, moet de toediening 11 dagen na de eerste injectie worden herhaald.
    • Inductie van de partus na dag 270 van de dracht:
      Eenmalig, na 270 dagen dracht. De geboorte vindt meestal binnen 30 – 60 uur na behandeling plaats.
    • Ovariumdysfunctie (persisterend corpus luteum, luteale cyste):
      Eenmalig, nadat de aanwezigheid van het corpus luteum is vastgesteld en insemineer vervolgens tijdens de eerste oestrus na injectie. Als de oestrus niet duidelijk is, verricht een gynaecologisch onderzoek en herhaal de injectie 11 dagen na de eerste toediening. Inseminatie moet altijd 72 – 96 uur na injectie uitgevoerd worden.
    • Endometritis, pyometra:
      Eenmalig. Indien nodig, herhaal de behandeling na 10 dagen.
    • Inductie van abortus in de eerste helft van de dracht (tot dag 150 van de dracht):
      Eenmalig, in de eerste helft van de dracht.
    • Uitdrijven van een gemummificeerde foetus:
      Eenmalig. Uitdrijving van de foetus vindt plaats binnen 3 – 4 dagen na toediening van het diergeneesmiddel.
    • Vertraagde uterusinvolutie:
      Eenmalig. Indien nodig, herhaal de behandeling één of twee keer met intervallen van 24 uur.

    Varken (zeug):
    Intramusculair

    • 75 microgram D-cloprostenol per dier (overeenkomend met 1 ml product per dier).

    Niet eerder dan op 114 dagen dracht. Herhaal na 6 uur. Als alternatief kan 20 uur na de initiële dosis een myometriaal stimulerend diergeneesmiddel (oxytocine of carazolol) worden toegediend. Na het protocol met tweemalige toediening zal 70 – 80% van de dieren tussen 20 en 30 uur na de eerste toediening werpen.

    Paard (merrie):
    Intramusculair

    • 75 microgram D-cloprostenol per dier (overeenkomend met 1 ml product per dier).

Waarschuwingen:

Speciale voorzorgsmaatregelen voor gebruik bij dieren

Inductie van de partus en abortus kan het risico op complicaties, retentio secundinarum, foetale sterfte en metritis verhogen.

Om het risico op anaerobe infecties die gerelateerd zouden kunnen zijn aan de farmacologische eigenschappen van prostaglandinen te reduceren, moet er op worden gelet dat injectie door gecontamineerde huidgebieden wordt voorkomen. Reinig en desinfecteer de injectieplaats grondig vóór toediening.

In geval van oestrusinductie in koeien: vanaf de 2e dag na injectie is adequate tochtdetectie noodzakelijk.

Inductie van de partus in zeugen voor dag 114 van de dracht kan resulteren in een verhoogd risico op doodgeboorten en de noodzaak van manuele assistentie bij het werpen.

Speciale voorzorgsmaatregelen, te nemen door degene die het geneesmiddel aan de dieren toedient

Prostaglandinen van het F-type kunnen worden geabsorbeerd door de huid en dit kan bronchospasmen of een miskraam veroorzaken.

Voorzichtigheid is geboden bij het hanteren van het diergeneesmiddel om zelfinjectie of huidcontact te voorkomen.

Vrouwen in de vruchtbare leeftijd, astmapatiënten en mensen met bronchiale of andere respiratoire problemen moeten contact met het geneesmiddel vermijden of ondoordringbare wegwerphandschoenen dragen bij de toediening ervan.

In geval van accidenteel morsen op de huid, direct afwassen met zeep en water.

In geval van accidentele zelfinjectie dient een arts te worden geraadpleegd en het etiket te worden getoond.

Indien door accidentele inhalatie of injectie kortademigheid optreedt, dient onmiddellijk een arts te worden geraadpleegd en het etiket te worden getoond.

Niet eten, drinken of roken tijdens het hanteren van het diergeneesmiddel.

Gebruik tijdens dracht, lactatie of leg

Gebruik in drachtige dieren veroorzaakt abortus.

Interactie met andere geneesmiddelen (en andere vormen van interactie)

Het product niet toedienen samen met non-steroïdale anti-inflammatoire middelen omdat deze de endogene prostaglandinensynthese remmen.

De activiteit van andere oxytocische stoffen kan versterkt worden na toediening van cloprostenol.

Overdosering (symptomen, procedures in noodgevallen, antidota)

Bij tienmaal de therapeutische dosis werden geen bijwerkingen gemeld in koeien en zeugen. Over het algemeen kan een hoge overdosering resulteren in de volgende symptomen: verhoogde hartslag en ademfrequentie, bronchoconstrictie, verhoogde lichaamstemperatuur, verhoogde hoeveelheid dunne faeces en urine, speekselen en braken. Omdat geen specifiek antidoot bekend is, wordt in het geval van overdosering een symptomatische therapie geadviseerd. Een overdosering zal de regressie van het corpus luteum niet versnellen.

In merries werd matig zweten en zachte faeces gezien bij toediening van driemaal de therapeutische dosis.

Onverenigbaarheden

Aangezien er geen onderzoek is verricht naar de verenigbaarheid, moet het middel niet met andere diergeneesmiddelen worden vermengd.

Overige informatie:

  • Contra-indicates
    • het gebruik bij drachtige vrouwelijke dieren, tenzij het gewenst is om de partus of een abortus te induceren;
    • intraveneuze toediening;
    • cardiovasculaire, gastro-intestinale of respiratoire problemen;
    • overgevoeligheid voor het werkzame bestanddeel of één van de hulpstoffen;
    • het gebruik om de partus te induceren in zeugen en koeien verdacht van dystocia door mechanische obstructie of als problemen worden verwacht door een abnormale positie van de foetus.
  • Bijwerkingen

    Het optreden van een bacteriële infectie is waarschijnlijk als anaerobe bacteriën in het weefsel van de injectieplaats binnendringen. Dit geldt met name voor koeien.

    Typische lokale reacties door anaerobe infectie zijn zwelling en crepitatie op de injectieplaats.

    Wanneer het diergeneesmiddel wordt gebruikt in koeien voor inductie van de partus, kan de incidentie van retentio secundinarum verhoogd zijn, afhankelijk van het tijdstip van behandeling ten opzichte van de conceptiedatum.

    Gedragsveranderingen in zeugen die na behandeling voor inductie van het werpen worden gezien, zijn gelijk aan de veranderingen geassocieerd met natuurlijk werpen en verdwijnen doorgaans binnen een uur.

  • Bewaarcondities en houdbaarheid

    Geen speciale voorzorgen ten aanzien van de temperatuur bij de bewaring van dit diergeneesmiddel.
    Bewaar de flacon in de buitenverpakking ter bescherming tegen licht.
    Houdbaarheid van het diergeneesmiddel in de verkoopverpakking: 24 maanden.
    Houdbaarheid na aanprikken van de flacon: 28 dagen.

  • Registratiehouder

    Vetpharma Animal Health, S.L.