Speciale voorzorgsmaatregelen voor gebruik bij dieren
De opname van medicatie door dieren kan veranderd zijn als een gevolg van ziekte. In geval van onvoldoende opname van water/melk dienen dieren op advies van de dierenarts parenteraal behandeld te worden met een geschikt injecteerbaar diergeneesmiddel.
Toepassing van het diergeneesmiddel dient gecombineerd te worden met een goede bedrijfsvoering, zoals een goede hygiëne, goede ventilatie en geen overpopulatie.
Omdat het diergeneesmiddel potentieel ototoxisch en nefrotoxisch is, wordt aangeraden de nierfunctie te beoordelen.
Bijzondere aandacht is geboden wanneer overwogen wordt het diergeneesmiddel toe te dienen aan pasgeboren dieren vanwege de bekende hogere gastro-intestinale absorptie van paromomycine bij neonaten. Deze hogere absorptie kan leiden tot een hoger risico op oto- en nefrotoxiciteit. Toediening van het diergeneesmiddel aan neonaten moet gebeuren op basis van een baten-risicobeoordeling door de behandelend dierenarts.
Langdurig of herhaald gebruik dient te worden vermeden door verbetering van de bedrijfsvoering en door reiniging en desinfectie.
Gebruik van het diergeneesmiddel dient gebaseerd te zijn op gevoeligheidstesten van uit het dier geïsoleerde bacteriën. Als dit niet mogelijk is, dient de behandeling gebaseerd te zijn op lokale (regionaal/bedrijfsniveau) epidemiologische informatie over de gevoeligheid van de betreffende bacteriën. Bij gebruik van het diergeneesmiddel moet rekening worden gehouden met officieel nationaal en regionaal antimicrobieel beleid.
Wanneer het diergeneesmiddel anders wordt gebruikt dan aangegeven in de SPC kan dit het aantal bacteriën dat resistent is tegen paromomycine verhogen en de effectiviteit van behandeling met aminoglycosiden verminderen vanwege de mogelijkheid van kruisresistentie.
Aminoglycosiden worden als essentieel beschouwd in de humane geneeskunde. Daarom mogen ze niet als eerstelijnsbehandeling worden gebruikt in de diergeneeskunde.
Speciale voorzorgsmaatregelen, te nemen door degene die het geneesmiddel aan de dieren toedient
Dit diergeneesmiddel bevat paromomycine, dat bij sommige mensen allergische reacties kan veroorzaken.
Personen met een bekende overgevoeligheid (allergie) voor paromomycine of andere aminoglycosiden moeten contact met het diergeneesmiddel vermijden.
Vermijd contact met huid en ogen.
Draag bij het hanteren van het diergeneesmiddel een beschermende overall en ondoorlatende handschoenen.
In geval van accidenteel oog- of huidcontact het betrokken gebied spoelen met een ruime hoeveelheid water.
Als u na blootstelling symptomen ontwikkelt, zoals huiduitslag, dient een arts te worden geraadpleegd en de bijsluiter of het etiket te worden getoond. Zwelling van het gezicht, lippen en ogen of ademhalingsmoeilijkheden zijn ernstigere symptomen en vereisen dringende medische hulp.
Bij hantering van het diergeneesmiddel niet roken, eten of drinken.
Niet innemen. In geval van accidentele inname dient onmiddellijk een arts te worden geraadpleegd en de bijsluiter of het etiket te worden getoond.
Handen wassen na gebruik.
Gebruik tijdens dracht, lactatie of leg
Uit laboratoriumonderzoek bij ratten en konijnen zijn geen gegevens naar voren gekomen die wijzen op teratogene, foetotoxische of maternotoxische effecten. Gebruik wordt afgeraden tijdens de dracht.
Interacties met andere geneesmiddelen (en andere vormen van interactie)
Algemene anesthetica en spierverslappende middelen doen het neuroblokkerende effect van aminoglycosiden toenemen. Dit kan paralyse en apnoea veroorzaken.
Niet tegelijkertijd gebruiken met sterke diuretica en potentieel oto- of nefrotoxische middelen.
Overdosering (symptomen, procedures in noodgevallen, antidota)
Paromomycine wordt na orale toediening nauwelijks systemisch geabsorbeerd. Schadelijke effecten na accidentele overdosering zijn hoogst onwaarschijnlijk.
Onverenigbaarheden
Aangezien er geen onderzoek is verricht naar de verenigbaarheid mag het diergeneesmiddel niet met andere diergeneesmiddelen worden gemengd.