Informatie voor correcte toepassing van het product
Drinksystemen moeten schoon en roestvrij zijn om verminderde werkzaamheid te voorkomen. De inname van gemedicineerd water is afhankelijk van de klinische conditie van de dieren. Om de juiste dosering te krijgen, moet de concentratie van het diergeneesmiddel dienovereenkomstig worden aangepast. De hoeveelheid diergeneesmiddel (mg) die met één (1) literwater of melk moet worden gemengd, dient te worden bepaald volgens de volgende formule:
Dosering (mg diergeneesmiddel per kg lichaamsgewicht per dag) X gemiddeld lichaamsgewicht (kg) van de te behandelen dieren
_______________________________________________________________________
Gemiddeld dagelijks wateriname (l/dier)
= …mg diergeneesmiddel per liter drinkwater/melk
Teneinde een juiste dosering te berekenen, dient het lichaamsgewicht zo nauwkeurig mogelijk te worden bepaald. Dit om onderdosering te vermijden. Onmiddellijk vóór gebruik de oplossing met vers kraanwater (of(kunst) melk voor kalveren) voorbereiden. Gemedicineerd drinkwater moet om de 24 uur worden ververst of vervangen. Kunstmelk moet worden voorbereid voorafgaand aan de toevoeging van het diergeneesmiddel worden voorbereid. De oplossing moet gedurende vijf minuten krachtig worden geroerd. Gemedicineerde melk/kunstmelk moet onmiddellijk na voorbereiding worden ingenomen inname van water moet tijdens de medicatie met regelmatige tussenpozen worden gecontroleerd. Om ervoor te zorgen dat de dieren het gemedicineerde water drinken, mogen zij tijdens de behandeling geen toegang hebben tot andere waterbronnen. Aan het einde van de behandelingsperiode dient het watervoorzieningssysteem op de juiste manier te worden gereinigd om de inname van subtherapeutische hoeveelheden van de werkzaam bestanddeel te voorkomen. Indien het niet mogelijk is om voldoende inname van gemedicineerd water te krijgen, moeten dieren parenteraal worden behandeld (indien nodig). De maximale oplosbaarheid van het diergeneesmiddel in water en kunstmelk is ongeveer 1000 g/l. Het gebruik van gekalibreerde weegapparatuur wordt aanbevolen om een nauwkeurige meting van de hoeveelheid toe te dienen diergeneesmiddel te waarborgen.
Speciale voorzorgsmaatregelen voor gebruik bij dieren
Het gebruik van het diergeneesmiddel dient plaats te vinden op grond van gevoeligheidstesten van uit het dier geïsoleerde bacteriën. Als dit niet mogelijk is, dient de behandeling gebaseerd te zijn op lokale (regionaal/bedrijfsniveau) epidemiologische informatie over de gevoeligheid van de betreffende bacteriën Als er een diagnose van Salmonella Dublin op het bedrijf is, dan moeten controlemaatregelen met inbegrip van voortdurende monitoring van de ziektestatus, vaccinatie, bioveiligheid en controle op alle verplaatsingen – worden overwogen. Als er nationale controleprogramma’s zijn, dan moeten deze opgevolgd worden. Wanneer het diergeneesmiddel anders wordt gebruikt dan aangegeven in de SPC kan dit het aantal bacteriën dat resistent is tegen apramycine verhogen en de effectiviteit van behandeling met andere aminoglycosiden verminderen vanwege de mogelijkheid van kruisresistentie. Wanneer het diergeneesmiddel wordt gebruikt dient rekening gehouden te worden met het officiële en nationale beleid ten aanzien van antimicrobiële middelen.
Speciale voorzorgsmaatregelen, te nemen door degene die het geneesmiddel aan de dieren toedient
Personen met een bekende overgevoeligheid voor apramycine of enig andere aminoglycoside moeten contact met het diergeneesmiddel vermijden. Dit diergeneesmiddel kan irritatie en sensibilisatie veroorzaken na huid-of oogcontact , of na inhalatie. Vermijd contact met ogen, huid en slijmvliezen en inademing van diergeneesmiddel tijdens het voorbereiden van gemedicineerd water/melk. Persoonlijke beschermingsmiddelen bestaande uit handschoenen, masker, bril en beschermende kleding moeten worden gedragen bij hanteren van het diergeneesmiddel. Handen wassen na gebruik. In geval van oogcontact, het betroffen gebied met veel water wassen. In geval van huidcontact, goed met water en zeep wassen. In geval van aanhoudende irritatie, dient een arts te worden geraadpleegd. In geval van accidentele inname, dient onmiddellijk een arts te worden geraadpleegd en de bijsluiter of het etiket te worden getoond.
In geval van het optreden van verschijnselen na blootstelling zoals huiduitslag, dient onmiddellijk een arts te worden geraadpleegd en de bijsluiter of het etiket te worden getoond. Opzwellen van gezicht, lippen en ogen of moeilijk ademhalen zijn ernstigere symptomen en vereisen direct medische spoedhulp.
Gebruik tijdens dracht, lactatie of leg
Rund: niet gebruiken tijdens de dracht en lactatie.
Varken: de veiligheid van het diergeneesmiddel is niet bewezen tijdens dracht en lactatie bij zeugen. Uitsluitend gebruiken overeenkomstig de baten/risicobeoordeling door de behandelende dierenarts.
Kip: niet gebruiken bij vogels in de legperiode en binnen vier weken vóór het begin van de legperiode.
Konijn: bij toediening van orale doses van apramycine van de zesde tot de achttiende dag van de dracht (waaronder doses lager dan de therapeutische doses), zijn gegevens naar voren gekomen die wijzen op foetotoxische effecten.. Niet gebruiken tijdens de dracht.
Interacties met andere geneesmiddelen (en andere vormen van interactie)
Aminoglycosiden kunnen een negatieve invloed op de nierfunctie hebben. Het toedienen van aminoglycosiden bij dieren met nierinsufficiëntie of in combinatie met stoffen die ook de nierfunctie beïnvloeden, kan daarom een risico op vergiftiging betekenen. Aminoglycosiden kunnen een neuromusculaire blokkade veroorzaken. Het wordt daarom aangeraden rekening te houden met een dergelijk invloed bij het verdoven van behandelde dieren.
Overdosering (symptomen, procedures in noodgevallen, antidota)
Kalf: er is aan kalveren is gedurende 5 dagen apramycine in kunstmelk gegeven in doseringen tot 120 mg/kg lichaamsgewicht. Dit had geen toxisch effect.
Varken: er is aan varkens gedurende 28 dagen tot negen keer de aanbevolen te gebruiken hoeveelheid in hun drinkwater gegeven zonder ongewenste reactie.
Kip: er was geen sterfte toen kippen een eenmalig orale dosering van 1 000 mg/kg lichaamsgewicht kregen toegediend. Er is aan kippen gedurende 15 dagen tot vijf keer de aanbevolen te gebruiken hoeveelheid gegeven zonder ongewenste reactie. Mogelijke vergiftigingen kunnen worden herkend aan de volgende symptomen: zachte feces, diarree, braken (gewichtsverlies, anorexia en vergelijkbaar), nierinsufficiëntie en beïnvloeding van het centrale zenuwstelsel (verminderde activiteit, verlies van reflexen, stuiptrekkingen, enz.). De aanbevolen dosis niet overschrijden
Onverenigbaarheden
Aangezien er geen onderzoek is verricht naar de verenigbaarheid, mag dit diergeneesmiddel niet met andere diergeneesmiddelen worden gemengd.